ECLI:NL:CRVB:2019:780

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 januari 2019
Publicatiedatum
11 maart 2019
Zaaknummer
17/1172 WWB-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Stehouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van een onherroepelijke uitspraak in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 januari 2019 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 10 juni 2014. Verzoeker had verzocht om herziening, maar de Raad verklaarde het verzoek niet-ontvankelijk. De Raad oordeelde dat verzoeker onredelijk lang had gewacht met het indienen van het herzieningsverzoek, aangezien dit meer dan een jaar na de bekendmaking van de eerdere uitspraak was ingediend. Verzoeker had in zijn verzoek aangevoerd dat de Raad niet had gereageerd op zijn beroepsgrond dat de rechtbank buiten de omvang van het bestreden besluit was getreden. Echter, er was geen bewijs dat verzoeker pas kort voor de indiening van het herzieningsverzoek bekend was geworden met de nieuwe feiten of omstandigheden die hij aanvoerde.

De Raad benadrukte dat volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep een verzoek om herziening in de regel als onredelijk laat wordt beschouwd indien het meer dan één jaar na de bekendmaking van de uitspraak wordt ingediend. Aangezien verzoeker niet tijdig had gereageerd, werd het verzoek om herziening afgewezen. Daarnaast had verzoeker ook verzocht om vervallenverklaring van de eerdere uitspraak, maar de Raad oordeelde dat er geen fundamentele procedurevoorschriften waren geschonden, waardoor dit verzoek eveneens werd afgewezen. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen dat verzoeker niet aan de vereisten voor herziening voldeed.

Uitspraak

17.1172 WWB-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 10 juni 2014, 13/1705
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard (college)
Datum uitspraak: 14 januari 2019
Zitting heeft: A. Stehouwer als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: S.A. de Graaff
Verzoeker is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M.C. Berger.
Bij brief van 14 januari 2019 heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelend rechter. Gelet op de uitspraak van de Raad van 25 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:251, dat een volgend verzoek van verzoeker om wraking in de hoger beroepen met de registratienummers 15/6212 WWB, 16/4781 PW en 17/1172 WWB niet in behandeling wordt genomen, is dit verzoek niet in behandeling genomen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs
niet bekend konden zijn, en;
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
1.1.
Van degene die om herziening van een uitspraak vraagt, mag volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 2 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1702) worden verlangd dat hij niet onredelijk lang wacht met de indiening van dat verzoek. Een verzoek om herziening wordt in de regel geacht onredelijk laat te zijn ingediend, indien het verzoek is ingediend meer dan één jaar nadat de indiener bekend is geworden met de daarin gestelde nieuwe feiten of veranderde omstandigheden (hierna: nova) dan wel, indien geen nova zijn gesteld, na de datum van openbaarmaking van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht.
1.2.
Verzoeker heeft bij brief van 18 januari 2017 verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 10 juni 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1991. Dat is meer dan één jaar na openbaarmaking van die uitspraak. Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn verzoek in de kern naar voren gebracht dat de Raad niet heeft gereageerd op zijn beroepsgrond dat de rechtbank buiten de omvang van het bestreden besluit is getreden. Nu gesteld noch gebleken is dat verzoeker pas minder dan een jaar voor de datum van indiening van het herzieningsverzoek hiermee bekend is geworden, is het verzoek om herziening onredelijk laat ingediend.
1.3.
Uit 1.1 en 1.2 vloeit voort dat het herzieningsverzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
2. Verder heeft verzoeker verzocht om vervallenverklaring van onder 1.2 vermelde uitspraak van de Raad. De vervallenverklaring is een buitenwettelijk middel. De Raad kan, op eigen initiatief of op schriftelijk verzoek van een belanghebbende of het bestuursorgaan, een uitspraak vervallen verklaren indien fundamentele procedurevoorschriften zijn geschonden. Van een dergelijke schending is in het onderhavige geval niet gebleken, zodat het verzoek om vervallenverklaring wordt afgewezen.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) S.A. de Graaff (getekend) A. Stehouwer
md