ECLI:NL:CRVB:2019:816
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Recht op loongerelateerde WGA-uitkering vastgesteld na beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering aan belanghebbende. De zaak betreft een geschil tussen appellante, een B.V., en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de arbeidsongeschiktheid van belanghebbende, die eerder als boekhouder werkzaam was. Belanghebbende had zich ziek gemeld in 2012 en na een medisch onderzoek door het Uwv werd vastgesteld dat hij met ingang van 17 juni 2014 recht had op een WGA-uitkering, met een mate van arbeidsongeschiktheid van 35,94%.
Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar aangetekend, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Limburg heeft de uitspraak van het Uwv bevestigd, waarna appellante in hoger beroep ging. Tijdens de zittingen is een onafhankelijke deskundige, P.E. Hulsen, ingeschakeld om de belastbaarheid van belanghebbende te beoordelen. De deskundige concludeerde dat er in de werkzaamheden van belanghebbende sprake was van veelvuldige deadlines, wat zijn belastbaarheid overschreed.
De Raad heeft de conclusies van de deskundige gevolgd en vastgesteld dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat belanghebbende ongeschikt was voor zijn eigen werk. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellante afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om de proceskosten te vergoeden, aangezien de uitspraak in het openbaar is gedaan en de zaak zorgvuldig is behandeld.