Uitspraak
18.3639 PW-PV
C. van den Bergh.
Centrale Raad van Beroep
Op 19 februari 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. Appellante, die van Alkmaar naar Utrecht was verhuisd, had eerder bijzondere bijstand ontvangen van de gemeente Alkmaar voor de inrichting van haar woning. De aanvraag van appellante voor aanvullende bijstand voor inrichtingskosten werd afgewezen omdat zij al een aanzienlijk bedrag had ontvangen voor deze kosten. De rechtbank oordeelde dat er geen objectieve noodzaak was voor de extra kosten waarvoor appellante bijstand vroeg. De Centrale Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de gronden die appellante in hoger beroep aanvoerde, een herhaling waren van eerdere argumenten die al gemotiveerd waren weerlegd. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag door het college in overeenstemming was met het gevoerde beleid en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd in het openbaar gedaan.