ECLI:NL:CRVB:2020:1044

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
24 april 2020
Zaaknummer
17/5318 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heerlen inzake sociale zekerheidswetgeving

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heerlen. Het hoger beroep was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg, die op 29 juni 2017 het beroep tegen een besluit van 29 augustus 2016 gegrond had verklaard. De rechtbank had het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar tegen een eerder besluit van 21 april 2016. Het college heeft vervolgens op 21 juli 2017 een nieuw besluit op bezwaar genomen. Tijdens de zitting op 3 maart 2020 is de betrokkene niet verschenen, terwijl het college zich liet vertegenwoordigen door mr. J.P.H.M. Quaedvlieg. Het college heeft ter zitting het hoger beroep ingetrokken.

De Raad overweegt dat, volgens vaste rechtspraak, indien een bestuursorgaan een nieuwe beslissing op bezwaar neemt naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank, dit besluit door de hoger-beroepsrechter bij de beoordeling moet worden betrokken. Aangezien het hoger beroep van het college tegen de uitspraak van de rechtbank aanhangig was ten tijde van het nemen van het besluit van 21 juli 2017, wordt het beroep van de betrokkene tegen dit besluit geacht onderwerp te zijn van het geding in hoger beroep. De Raad heeft partijen op 31 juli 2017 geïnformeerd dat het besluit van 21 juli 2017 bij de beoordeling zou worden betrokken. Aangezien de betrokkene geen beroepsgronden heeft aangevoerd en niet ter zitting is verschenen, heeft de Raad het beroep ongegrond verklaard.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beslissing geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 april 2020.

Uitspraak

17/5318 PW

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het beroep tegen het besluit van 21 juli 2017
Partijen:
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
het college van burgemeester en wethouders van Heerlen (college)
Datum uitspraak: 14 april 2020
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak van 29 juni 2017 van de rechtbank Limburg, 16/3000, heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 29 augustus 2016 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar tegen het besluit van 21 april 2016 te nemen.
Het college heeft tegen de uitspraak van 29 juni 2017 hoger beroep ingediend.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft het college bij besluit van 21 juli 2017 een nieuw besluit op bezwaar genomen ter vervanging van het in beroep bij de rechtbank vernietigde besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2020. Betrokkene is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.P.H.M. Quaedvlieg.
Ter zitting van de Raad heeft het college het hoger beroep ingetrokken.

OVERWEGINGEN

1.1.
Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 mei 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA4531) volgt uit de artikelen 6:19 en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dat, indien naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank het bestuursorgaan een nieuwe beslissing op bezwaar neemt, dit besluit door de hoger-beroepsrechter bij de beoordeling wordt betrokken. Nu ten tijde van het nemen van het besluit van 21 juli 2017 het hoger beroep van het college tegen de uitspraak van de rechtbank aanhangig was, wordt het beroep van betrokkene tegen het besluit van 21 juli 2017 geacht mede onderwerp te zijn geworden van het geding in hoger beroep. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (uitspraak van 28 juni 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX0468) kan door de intrekking van het hoger beroep niet worden bewerkstelligd dat een aldus ontstaan beroep tegen een nieuw besluit teniet wordt gedaan. Als gevolg van de intrekking door het college van het door hem ingestelde hoger beroep is het geding thans beperkt tot het beroep van betrokkene tegen het besluit van 21 juli 2017.
1.2.
De Raad heeft bij brief van 31 juli 2017 partijen ervan op de hoogte gesteld dat de Raad het besluit van 21 juli 2017 vooralsnog bij de beoordeling zal betrekken. Betrokkene heeft tegen dit besluit geen beroepsgronden aangevoerd en is niet ter zitting verschenen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
2. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep tegen het besluit van 21 juli 2017 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham als voorzitter en M. Hillen en J.T.H. Zimmerman als leden, in tegenwoordigheid van T. Ali als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 april 2020.
(getekend) A.B.J. van der Ham
(getekend) T. Ali