Uitspraak
25 november 2019, 19/715 (aangevallen uitspraak)
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
L.R. Scherpenzeel-Carlier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 mei 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 25 november 2019. Appellant had hoger beroep ingesteld, maar het beroepschrift was niet tijdig ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint op de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan de partijen. In dit geval was de uitspraak op 25 november 2019 aan de partijen toegezonden, en het beroepschrift was pas op 7 januari 2020 ontvangen. Hierdoor was het beroepschrift niet tijdig ingediend.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat, hoewel er uitzonderingen zijn voor niet-ontvankelijkverklaring indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest, appellant geen geldige redenen had aangevoerd voor de termijnoverschrijding. Appellant had aangegeven dat hij moeite had met het vinden van juridische bijstand en dat de feestdagen tot enige vertraging hadden geleid. Echter, de Raad oordeelde dat deze argumenten niet voldoende waren om te concluderen dat appellant niet in verzuim was geweest.
Daarom verklaarde de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zonder verder onderzoek te doen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier L.R. Scherpenzeel-Carlier, en werd openbaar uitgesproken op 6 mei 2020.