Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
L.R. Scherpenzeel-Carlier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 mei 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het hoger beroep was ingesteld door mr. E. Türk, advocaat van appellant, naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 31 oktober 2019. De Centrale Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 128,- niet tijdig was betaald door de gemachtigde van appellant. Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het betalen van griffierecht een voorwaarde voor de ontvankelijkheid van het beroep. Appellant was herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar heeft dit niet binnen de gestelde termijn gedaan. Hierdoor kon de Centrale Raad niet anders concluderen dan dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De Raad heeft besloten om zonder verder onderzoek tot deze conclusie te komen en heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending van het afschrift.