ECLI:NL:CRVB:2020:1073

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 mei 2020
Publicatiedatum
7 mei 2020
Zaaknummer
18/1137 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling in WIA-zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 18/1137 WIA. De zaak betreft een proceskostenveroordeling naar aanleiding van hoger beroepen die zijn ingesteld door appellante, vertegenwoordigd door mr. G. van Zon, advocaat. De hoger beroepen zijn ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland van 1 februari 2018, met de nummers 17/2420 en 17/2441.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 24 september en 4 oktober 2019 gewijzigde beslissingen op bezwaar heeft genomen, waardoor appellante volledig in haar bezwaren is tegemoetgekomen. Hierdoor heeft appellante, via haar advocaat, op 7 en 14 oktober 2019 de hoger beroepen ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellante moet worden veroordeeld, omdat het bestuursorgaan geheel aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen. De proceskosten zijn begroot op € 525,- voor zowel het beroep als het hoger beroep, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 1.050,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door D. Hardonk-Prins, met K.R. van Renswoude als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 6 mei 2020
18/1137 WIA, 18/1138 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland van
1 februari 2018, 17/2420 en 17/2441 (aangevallen uitspraken)
Partijen:
[Appellante N.V.], gevestigd te [vestigingsplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. G. van Zon, advocaat, de hoger beroepen ingesteld.
Het Uwv heeft op 24 september 2019 en 4 oktober 2019 gewijzigde beslissingen op bezwaar genomen.
Bij brieven van 7 oktober 2019 en 14 oktober 2019 heeft mr. Van Zon namens appellante de hoger beroepen ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante zijn de hoger beroepen ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissingen op bezwaar van 24 september 2019 en 4 oktober 2019 volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Daarbij gaat de Raad in beroep en hoger beroep uit van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), nu deze zaken gelijktijdig zijn behandeld door de rechtbank en de Raad en de werkzaamheden in de zaken nagenoeg identiek zijn geweest, zodat zij voor toepassing van artikel 2, eerste lid, onder a, van het Bpb in beroep en hoger beroep worden beschouwd als één zaak. Voorts is bij deze berekening de wegingsfactor 1 toegepast, die gehanteerd wordt bij minder dan vier samenhangende zaken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 525,- in beroep en € 525,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van de betaalde griffierechten kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van
K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2020.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) K.R. van Renswoude
GdJ