ECLI:NL:CRVB:2020:1098

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
14 mei 2020
Zaaknummer
18-2353 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedure na intrekking hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2020 uitspraak gedaan in een schadevergoedingskwestie naar aanleiding van een hoger beroep dat door appellante was ingesteld. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B.G.M.C. Peters, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 maart 2018. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had op 12 augustus 2019 een nieuw besluit genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan het bezwaar van appellante. Hierdoor heeft appellante op 13 augustus 2019 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het college in de proceskosten.

De Raad heeft in zijn overwegingen artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, dat bepaalt dat het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat het college inderdaad aan het bezwaar van appellante tegemoet is gekomen en heeft daarom besloten het college te veroordelen in de proceskosten die appellante heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep.

De proceskosten zijn begroot op € 1.050,- voor het beroep en € 1.050,- voor het hoger beroep, wat resulteert in een totaalbedrag van € 2.100,- dat het college aan appellante moet vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door W.J.A.M. van Brussel, met P.A.M. Hulsdouw als griffier.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 maart 2018, 17/1320 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 13 mei 2020
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. B.G.M.C. Peters, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 augustus 2019.
Bij fax van 13 augustus 2019 heeft mr. Peters namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het college met het nieuwe besluit van 12 augustus 2019 volledig aan het bezwaar van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het college te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.050,- in beroep en € 1.050,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.100,-.
Deze uitspraak is gedaan door W.J.A.M. van Brussel, in tegenwoordigheid van
P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2020.
(getekend) W.J.A.M. van Brussel
(getekend) P.A.M. Hulsdouw