ECLI:NL:CRVB:2020:1157
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van IOAW-uitkering wegens niet gemelde verkoopactiviteiten op rommelmarkten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die samen met zijn echtgenote sinds 6 oktober 2013 een uitkering op grond van de IOAW ontvangt, heeft geen melding gemaakt van zijn verkoopactiviteiten op rommelmarkten. Naar aanleiding van een anonieme melding heeft de gemeente Drimmelen een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de uitkering. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant en zijn echtgenote de op hen rustende inlichtingenverplichting hebben geschonden door geen melding te maken van hun verkoopactiviteiten, wat resulteerde in de intrekking van de uitkering en de terugvordering van een aanzienlijk bedrag.
De Raad heeft vastgesteld dat de inkomsten uit de verkoop op rommelmarkten in beginsel als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden moeten worden aangemerkt. Appellant heeft in hoger beroep betwist dat deze inkomsten als zodanig moeten worden beschouwd, maar de Raad oordeelt dat de verkoop op rommelmarkten niet kan worden gekwalificeerd als incidentele verkoop van privégoederen. De Raad bevestigt dat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van de inkomsten, waardoor het recht op uitkering niet kan worden vastgesteld.
De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het verzoek van appellant om schadevergoeding is afgewezen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.