ECLI:NL:CRVB:2020:1168
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van de gehuwdennorm in verband met lagere lasten door ontbreken eigen woning en opvang door Leger des Heils
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een appellante die dakloos was en zich op 31 mei 2017 meldde bij het Leger des Heils voor opvang. Na haar aanvraag voor bijstand op grond van de Participatiewet (PW) op 23 juni 2017, verleende het college van burgemeester en wethouders van Wageningen bijstand, maar verlaagde deze met 20% van de gehuwdennorm omdat appellante geen woonkosten had. Later werd deze verlaging herzien naar 10% van de gehuwdennorm. Appellante ging in beroep tegen deze verlaging, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep betoogde appellante dat de eigen bijdrage aan het Leger des Heils hoger was dan de normhuur en dat zij recht had op de volledige bijstandsnorm voor alleenstaanden. De Raad overwoog dat het college bevoegd was om de bijstandsnorm te verlagen op basis van artikel 27 van de PW, omdat appellante geen eigen woning had en dus geen woonlasten hoefde te maken. De opvang door het Leger des Heils voorzag niet alleen in onderdak, maar ook in maaltijden en andere voorzieningen, waardoor de eigen bijdrage niet volledig met woonkosten gelijkgesteld kon worden.
De Raad concludeerde dat appellante met de verlaagde bijstand een vrij besteedbaar bedrag overhield dat aanzienlijk hoger was dan de bijstandsnorm voor alleenstaanden in een inrichting. Aangezien appellante niet kon onderbouwen dat zij substantiële kosten had die niet gedekt werden door de bijstand, werd het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.