ECLI:NL:CRVB:2020:1209

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 juni 2020
Publicatiedatum
11 juni 2020
Zaaknummer
16/4938 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 16/4938 ZW. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R.J. Hoogeveen, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) na een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant trok op 5 februari 2020 het hoger beroep in, maar verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten, conform artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft overwogen dat, aangezien het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 8 november 2019 geheel aan de bezwaren van de appellant is tegemoetgekomen, de kosten die de appellant heeft gemaakt in de procedure voor vergoeding in aanmerking komen. De Raad heeft de kosten begroot op € 1.050,- voor de beroepsprocedure en € 1.050,- voor de hoger beroepsprocedure, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 2.100,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door D. Hardonk-Prins, met J.A. Achterberg als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 11 juni 2020
16/4938 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 juni 2016, 15/5959 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. R.J. Hoogeveen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 8 november 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 5 februari 2020 heeft mr. Hoogeveen namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 8 november 2019 geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv reeds heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase, moet de Raad nog slechts oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.050,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 1.050,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en
1 punt voor het verschijnen ter zitting).
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.100,-.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2020.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) J.A. Achterberg
IvR