ECLI:NL:CRVB:2020:1212

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 juni 2020
Publicatiedatum
11 juni 2020
Zaaknummer
18/1480 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de beslissing van het Uwv inzake WIA met betrekking tot proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. G. van Zon, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De gewijzigde beslissing op bezwaar van 28 januari 2020 heeft het Uwv geheel tegemoetgekomen aan de bezwaren van appellante. Op 11 februari 2020 heeft appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

De Centrale Raad van Beroep overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. Aangezien de rechtbank al een veroordeling in de proceskosten in eerste aanleg heeft uitgesproken en het Uwv reeds heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase, blijft alleen de beoordeling van de kosten in hoger beroep over. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellante moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 525,- voor verleende rechtsbijstand, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 juni 2020.

Uitspraak

Datum uitspraak: 11 juni 2020
18/1480 WIA en 19/3978 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
1 februari 2018, 16/5846 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. G. van Zon hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 28 januari 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 11 februari 2020 heeft mr. Van Zon namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 28 januari 2020 geheel aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Aangezien de rechtbank al een veroordeling in de proceskosten in eerste aanleg heeft uitgesproken en het Uwv reeds heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase, staan voor de Raad nog slechts ter beoordeling de in hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 525,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift) voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2020.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) J.A. Achterberg
IvR