ECLI:NL:CRVB:2020:1214
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van WIA-uitkering en beëindiging van ziekengeld op basis van medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die zich op 20 augustus 2014 ziek had gemeld, had in 2017 een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv had deze geweigerd op basis van de conclusie dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De appellant had zich opnieuw ziek gemeld op 3 april 2017 en ontving ziekengeld op basis van de Ziektewet. Het Uwv beëindigde het ziekengeld per 16 mei 2017, omdat de appellant geschikt werd geacht voor bepaalde functies. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat er geen medische indicatie was voor extra beperkingen. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn argumenten, maar de Raad oordeelde dat de eerdere beoordeling van de verzekeringsartsen voldoende was onderbouwd en dat er geen nieuwe medische informatie was overgelegd die het oordeel van de rechtbank zou kunnen aantasten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.