Uitspraak
20.1681 ZW-VV
OVERWEGINGEN
€ 5.858,76) wordt opgeschort totdat de Raad uitspraak in de hoofdzaak heeft gedaan. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij over onvoldoende financiële middelen beschikt om te voldoen aan een – bij besluit van 15 april 2020 – vastgestelde aflossingscapaciteit van € 242,36 per maand. Hiervoor was zijn aflossingscapaciteit vastgesteld op € 5,19 en werd niet ingevorderd door het Uwv. Verzoeker vraagt zich af wat het belang van het Uwv is om nu wel tot invordering over te gaan. Verzoeker zit in de stabilisatiefase van een schuldhulpverleningstraject bij Vitras en verwijst naar een brief van 9 oktober 2019. Volgens verzoeker ontvangt hij een weekgeld van € 70,- van Vitras en wordt zijn inkomen bij Vitras ondergebracht om een buffer te vormen om schuldeisers te kunnen betalen. Er zijn meer preferente schuldeisers. De Belastingdienst heeft volgens verzoeker een aanzienlijke vordering wel opgeschort. Daarnaast wordt het loon dat hij momenteel ontvangt van [BV] ten onrechte betaald omdat dit moet worden verrekend met zijn andere inkomsten.
€ 242,36 per maand momenteel niet daadwerkelijk wordt ingevorderd door het Uwv. Het Uwv is bereid een nieuw IKO-onderzoek te doen als verzoeker met concrete gegevens komt die een ander licht werpen op zijn inkomen, in het bijzonder dat van [BV]