ECLI:NL:CRVB:2020:1226
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekken en terugvorderen van AIO-aanvulling wegens niet gemeld bezit onroerend goed in Turkije en de rechtmatigheid van bewijsverzameling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de intrekking van hun AIO-aanvulling door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) werd bevestigd. Appellanten ontvingen sinds 5 april 2007 bijstand in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO-aanvulling). De Svb heeft vastgesteld dat appellanten niet hebben gemeld dat zij eigenaar zijn van een woning in Turkije, wat leidde tot de intrekking van hun bijstandsuitkering. De Svb voerde aan dat de getaxeerde waarde van de woning hoger was dan de vermogensgrens voor bijstandsverlening, waardoor appellanten geen recht meer hadden op de AIO-aanvulling. De rechtbank verklaarde het beroep van appellanten tegen het besluit van de Svb ongegrond.
In hoger beroep hebben appellanten betoogd dat het onderzoek in Turkije niet rechtmatig is uitgevoerd en dat de onderzoeksbevindingen niet gebruikt mogen worden voor de besluitvorming. Ze stelden dat de Svb zonder toestemming van de Turkse autoriteiten onderzoek heeft laten verrichten, wat in strijd zou zijn met de Turkse wetgeving en het recht op privacy. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de onderzoeksbevoegdheid van de Svb, zoals vastgelegd in de Participatiewet, rechtmatig was en dat de inbreuk op de privacy van appellanten gerechtvaardigd was. De Raad bevestigde dat de gegevens uit het onderzoek in Turkije rechtmatig waren verkregen en dat de beroepsgronden van appellanten niet slagen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een kostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 9 juni 2020.