Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
2 december 2019. Het hogerberoepschrift is op 5 december 2019 digitaal ontvangen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 128,- niet binnen de gestelde termijn is betaald. Appellante is op 17 december 2019 en 17 januari 2020 schriftelijk geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht en de termijn waarbinnen dit betaald moest worden. De termijn voor het indienen van het beroepschrift was zes weken, beginnend op de dag na de bekendmaking van de uitspraak van de rechtbank, die op 21 oktober 2019 plaatsvond. De laatste dag voor het indienen van het beroepschrift was 2 december 2019, maar het beroepschrift is pas op 5 december 2019 digitaal ontvangen. Hierdoor is het beroepschrift niet tijdig ingediend.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat, hoewel er mogelijkheden zijn voor een niet-ontvankelijkverklaring te worden achterwege gelaten indien de indiener niet in verzuim is, in dit geval geen reden is om aan te nemen dat appellante niet in verzuim is geweest. Appellante heeft niet gereageerd op het verzoek om uitleg over de termijnoverschrijding. De Raad heeft daarom geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en heeft zonder verder onderzoek beslist. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 juni 2020. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend door belanghebbenden.