ECLI:NL:CRVB:2020:1267

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 juni 2020
Publicatiedatum
18 juni 2020
Zaaknummer
19-519 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep na tegemoetkoming door bestuursorgaan

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. K. Wevers, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het college had op 23 mei 2019 het bezwaar van appellante gegrond verklaard en haar zeven uur per week hulp in de huishouding toegekend. Appellante heeft op 9 december 2019 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. Het college heeft geen verweerschrift ingediend, maar aangegeven het niet onredelijk te vinden om in de proceskosten veroordeeld te worden. De Raad voor de Rechtspraak heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en het onderzoek gesloten.

De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Aangezien het college met het besluit van 23 mei 2019 aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen, heeft de Raad besloten het college te veroordelen in de proceskosten. De kosten zijn begroot op € 525,- voor zowel het beroep als het hoger beroep, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 1.050,-.

De uitspraak is gedaan door W.J.A.M. van Brussel, in tegenwoordigheid van griffier E. Blijleven-de Vries, en is openbaar uitgesproken op 17 juni 2020.

Uitspraak

Datum uitspraak: 17 juni 2020
19/519 WMO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
19 december 2018, 18/3511 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. K. Wevers hoger beroep ingesteld
Het college heeft bij besluit van 23 mei 2019 het bezwaar van appellante alsnog gegrond verklaard en aan appellante zeven uur per week hulp in de huishouding toegekend. Daarbij heeft het college tevens in bezwaar gemaakte kosten vergoed.
Namens appellante heeft K. Wevers bij brief van 9 december 2019 het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten
.
Het college heeft bij brief van 21 januari 2020 geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen maar heeft laten weten het niet onredelijk te vinden om in de proceskosten veroordeeld te worden.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het college met het besluit van
23 mei 2019 geheel aan de bezwaren van appellante is tegemoet gekomen.
De Raad ziet aanleiding om het college te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 525,- in beroep en € 525,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door W.J.A.M. van Brussel, in tegenwoordigheid van
E. Blijleven-de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2020.
(getekend) W.J.A.M. van Brussel
(getekend) E. Blijleven-de Vries