ECLI:NL:CRVB:2020:1294
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van AIO-aanvulling wegens niet gemeld bezit van onroerend goed in Marokko
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) van appellant, die samen met zijn in juni 2015 overleden echtgenote sinds 1 juli 2004 bijstand ontving. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft de AIO-aanvulling ingetrokken op basis van het bezit van een woning in Marokko, die niet geregistreerd is in het kadaster. De Svb heeft vastgesteld dat appellant eigenaar is van deze woning, die een waarde heeft die de vermogensgrens overschrijdt. Dit besluit is door de rechtbank Gelderland in een eerdere uitspraak bevestigd.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij de woning huurt en niet de eigenaar is. Hij heeft verklaringen overgelegd van zijn zoon, echtgenote en de vermeende verhuurder, maar deze zijn niet onderbouwd met concrete bewijsstukken zoals een huurovereenkomst of betaalbewijzen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de Svb voldoende bewijs heeft geleverd dat appellant eigenaar is van de woning. De verklaringen van appellant worden als onvoldoende beschouwd, omdat ze niet controleerbaar zijn en niet de nodige onderbouwing hebben.
De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de intrekking en terugvordering van de AIO-aanvulling terecht zijn. De Raad concludeert dat de Svb aannemelijk heeft gemaakt dat appellant de woning bezit en dat de intrekking van de bijstand op basis van deze feiten gerechtvaardigd is. De uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van M. Buur als griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 juni 2020.