ECLI:NL:CRVB:2020:1389

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juli 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
17/5155 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing Uwv met betrekking tot WIA en kostenveroordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Appellant had bezwaar gemaakt tegen een eerdere beslissing van het Uwv, maar het Uwv kwam met een gewijzigde beslissing op bezwaar volledig tegemoet aan de bezwaren van appellant. Hierdoor trok appellant zijn hoger beroep in en verzocht hij de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv reeds had besloten tot vergoeding van de kosten in de bezwaarfase. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv ook verantwoordelijk is voor de kosten die appellant heeft gemaakt in de procedure van beroep en hoger beroep. De proceskosten werden begroot op € 1.050,- voor de beroepsprocedure en € 787,50 voor de hoger beroepsprocedure, wat resulteert in een totaalbedrag van € 1.837,50 dat het Uwv aan appellant moet vergoeden.

De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, met K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 2 juli 2020. De uitspraak is relevant voor de toepassing van de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die betrekking hebben op de kostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

Datum uitspraak: 2 juli 2020
17/5155 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
21 juni 2017, 16/5243 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. A.P. van Stralen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft een deskundige benoemd. M. Wolff-van der Ven, verzekeringsarts heeft op
19 december 2019 een rapport uitgebracht.
Bij brief van 23 december 2019 heeft de Raad aan mr. Van Stralen een reactie gevraagd. Daarop is bij brief van 2 januari 2020 gereageerd.
Het Uwv heeft op 17 januari 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 4 februari 2020 heeft mr. Van Stralen namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 17 januari 2020 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv reeds heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase, moet de Raad nog slechts oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.050,- in beroep en € 787,50 in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.837,50.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2020.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) K.R. van Renswoude
GdJ