ECLI:NL:CRVB:2020:1390
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verlaging van Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen na medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlaging van de Wajong-uitkering van appellante. Appellante ontving sinds 2005 een Wajong-uitkering vanwege rugproblemen na een auto-ongeval, met een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Na de invoering van de Wajong 2015 heeft het Uwv haar arbeidsvermogen opnieuw beoordeeld. Op basis van medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv besloten om de Wajong-uitkering per 1 januari 2018 te verlagen van 75% naar 70% van het minimumloon, omdat appellante arbeidsvermogen zou hebben. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig was. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting heeft appellante haar standpunt herhaald dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat zij niet in staat is om vier uur per dag te werken.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hebben verricht. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellante. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante, ondanks haar klachten, in staat is om ten minste vier uur per dag te werken, en dat de verlaging van de Wajong-uitkering terecht was.