ECLI:NL:CRVB:2020:1394
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid van functies in medisch opzicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Appellante, die zich op 5 april 2016 ziek meldde als huishoudelijke hulp, had een ZW-uitkering ontvangen van het Uwv. Het Uwv trok deze uitkering in, omdat appellante in staat werd geacht om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde hoger beroep in. De Raad heeft een deskundige benoemd om de belastbaarheid van appellante te beoordelen. De deskundige concludeerde dat de belastbaarheid in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) correct was weergegeven en dat de functies die aan de EZWb ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was en dat de verzekeringsarts afdoende had gemotiveerd dat er geen aanleiding was voor verdergaande beperkingen. De Raad volgde deze oordelen en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.