ECLI:NL:CRVB:2020:1402
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing woonkostentoeslag wegens onvoldoende inspanningen voor goedkopere woning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die een nabestaandenuitkering ontvangt, had een verzoek ingediend voor woonkostentoeslag, maar dit was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellante onvoldoende inspanningen had verricht om goedkopere woonruimte te vinden. Het college had eerder bijzondere bijstand toegekend, maar stelde dat appellante niet aan de voorwaarden had voldaan om opnieuw woonkostentoeslag aan te vragen.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet de nodige stappen had ondernomen, zoals het aanvragen van een urgentieverklaring of het benaderen van woningbouwstichtingen. De voorzieningenrechter had eerder geoordeeld dat het college terecht had geconcludeerd dat appellante niet voldoende had gedaan om haar woonsituatie te verbeteren. In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank de gronden adequaat had behandeld en dat er geen nieuwe redenen waren aangevoerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen.
De Raad bevestigde dat het college zijn beleid consistent had toegepast en dat de inspanningen van appellante niet voldoende waren om in aanmerking te komen voor de gevraagde toeslag. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.