ECLI:NL:CRVB:2020:1406
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Indicatie banenafspraak wegens verdiencapaciteit minimumloon
Op 8 juli 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een Indicatie banenafspraak. Appellant ontving een uitkering op grond van de Participatiewet en had een aanvraag ingediend voor een Indicatie banenafspraak, maar deze werd afgewezen omdat hij in staat werd geacht het wettelijk minimumloon te verdienen. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het Uwv concludeerden dat appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat was een drempelfunctie uit te oefenen.
De rechtbank Den Haag had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. Appellant voerde in hoger beroep aan dat hij niet belastbaar was voor arbeid en dat de verzekeringsarts zijn beperkingen niet correct had ingeschat. Hij verwees naar zijn behandeling voor een angststoornis en stelde dat zijn fysieke belastbaarheid niet toereikend was voor de drempelfunctie.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de argumenten van appellant geen aanleiding gaven om de eerdere uitspraak van de rechtbank te herzien. De Raad bevestigde dat appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat werd geacht de drempelfunctie van medewerker bloemzaadproductie uit te voeren en daarmee het wettelijk minimumloon te verdienen. De uitspraak werd gedaan door D. Hardonk-Prins, met A.M.M. Chevalier als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 8 juli 2020.