ECLI:NL:CRVB:2020:1410
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding wegens naheffing inkomstenbelasting en verrekening huur- en zorgtoeslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant had een verzoek ingediend om schadevergoeding vanwege een naheffing inkomstenbelasting en de verrekening van huur- en zorgtoeslag door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had de verzoeken van appellant afgewezen, met het argument dat de vorderingen waren verjaard volgens artikel 3:310 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Appellant stelde dat de verjaring was gestuit door een telefoongesprek en een brief van het Uwv van 4 november 2016, waarin hij meende dat zijn schade was erkend.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant op 2 april 2012 bekend was geraakt met de schade en dat de verjaring niet was gestuit door het telefoongesprek of de brief. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt, maar de Raad oordeelde dat er geen erkenning van schade was geweest in de communicatie van het Uwv. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het verzoek om schadevergoeding te laat was ingediend. De Raad concludeerde dat de verjaringstermijn niet was gestuit en dat de aangevallen uitspraak diende te worden bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van schadevergoedingsverzoeken en de voorwaarden waaronder verjaring kan worden gestuit, met name de erkenning van schade door de aansprakelijke partij.