ECLI:NL:CRVB:2020:1416
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beslissing Uwv over recht op ziekengeld en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellante tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over haar recht op ziekengeld. Het Uwv had eerder vastgesteld dat appellante met ingang van 18 september 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar eerdere loon kon verdienen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot een gewijzigde beslissing op bezwaar op 14 januari 2020, waarbij het Uwv alsnog aan de bezwaren van appellante tegemoetkwam en het ziekengeld voortzette. Hierdoor was er feitelijk geen geschil meer tussen partijen, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van appellante wegens het ontbreken van procesbelang.
Appellante verzocht ook om schadevergoeding, waaronder wettelijke rente over nabetaalde uitkeringsbedragen en vergoeding van belastingschade. De Raad heeft het verzoek om wettelijke rente toegewezen, maar het verzoek om vergoeding van belastingschade afgewezen, omdat appellante deze niet voldoende had onderbouwd. De Raad constateerde dat de redelijke termijn bij de bestuursrechter met bijna elf maanden was overschreden, wat leidde tot een schadevergoeding van € 1.000,- aan appellante. Daarnaast werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.625,- bedroegen, en de Staat der Nederlanden tot vergoeding van € 262,50 voor de proceskosten in verband met het verzoek om schadevergoeding.
De uitspraak werd gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van D.S. Barthel als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 juli 2020.