ECLI:NL:CRVB:2020:1425
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die haar beroep tegen de weigering van het Uwv om een WIA-uitkering toe te kennen ongegrond heeft verklaard. Appellante, die zich op 21 september 2014 ziek meldde na een verkeersongeval, heeft in hoger beroep herhaald wat zij eerder in beroep heeft aangevoerd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen reden is om te twijfelen aan de conclusies die daaruit zijn getrokken. De rechtbank heeft de beroepsgronden van appellante afdoende besproken en geoordeeld dat deze niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat het standpunt van appellante, dat haar klachten niet serieus zijn genomen, niet wordt gevolgd. In de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) zijn zowel psychische als fysieke beperkingen opgenomen, en er is geen nieuwe informatie ingebracht die de juistheid van het medisch standpunt van het Uwv in twijfel kan trekken. De geselecteerde functies zijn in medisch opzicht geschikt voor appellante. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af.