ECLI:NL:CRVB:2020:1451
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering WIA-uitkering en beëindiging ZW-uitkering
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag, die zijn beroep tegen de besluiten van het Uwv om geen WIA-uitkering toe te kennen en om de ZW-uitkering te beëindigen ongegrond verklaarden. De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 juli 2020 uitspraak gedaan. Appellant, die sinds 2011 ziek was door psychische klachten, had eerder een ZW-uitkering ontvangen, maar het Uwv weigerde hem een WIA-uitkering toe te kennen omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zorgvuldig medisch onderzoek had verricht en dat de geselecteerde functies voor appellant geschikt waren. Appellant voerde aan dat zijn medische situatie niet goed was beoordeeld en dat hij meer beperkingen had dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was vastgelegd. De Raad bevestigde de oordelen van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat appellant in staat was om de geselecteerde functies te vervullen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen van het Uwv en dat de aangevallen uitspraken van de rechtbank moesten worden bevestigd.