ECLI:NL:CRVB:2020:1460
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag uitkering op grond van de WAO
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had eerder, op 13 februari 2001, een uitkering geweigerd gekregen omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was. In 2017 diende hij een nieuwe aanvraag in, maar het Uwv weigerde terug te komen op het eerdere besluit, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellant ongegrond, en appellant ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv zorgvuldig en volledig onderzoek heeft gedaan en dat er geen nieuwe feiten zijn die aanleiding geven om het eerdere besluit te herzien. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe onderbouwing gegeven voor zijn standpunt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv het verzoek van appellant terecht heeft afgewezen. De ingediende medische informatie biedt geen aanknopingspunten voor een andere conclusie. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak zonder veroordeling in proceskosten.