ECLI:NL:CRVB:2020:1462
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Boete wegens schending inlichtingenverplichting en niet wonen op opgegeven adres
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarbij de rechtbank het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving sinds 25 november 2009 bijstand op basis van de Participatiewet. Naar aanleiding van een melding dat appellant niet op het uitkeringsadres woonde, heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag een onderzoek ingesteld. Dit leidde tot de intrekking van de bijstand per 1 mei 2016 en een terugvordering van € 10.811,82. Tevens werd appellant een boete opgelegd van € 1.183,80 wegens schending van de inlichtingenverplichting. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de verwijtbaarheid ontbreekt, maar de Raad oordeelt dat het college voldoende heeft aangetoond dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad wijst erop dat appellant niet heeft gemeld dat hij niet op het uitkeringsadres woonde en dat zijn verklaringen tijdens een gesprek met de rapporteur niet consistent zijn met zijn stellingen in hoger beroep. De opgelegde boete is evenredig en het hoger beroep slaagt niet. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.