Uitspraak
20.11 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 1 februari 2013 bijstand ontving op grond van de Participatiewet. De gemeente Tilburg heeft een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, nadat signalen waren ontvangen dat appellante haar berging als kroeg gebruikte. Tijdens een huisbezoek op 28 maart 2019 werd vastgesteld dat de berging was ingericht met een keuken, bar, muziekinstallatie en een aanzienlijke voorraad alcoholische dranken. Appellante verklaarde regelmatig gasten te ontvangen en in het verleden een muntjessysteem te hebben gehanteerd om de consumptie bij te houden. Op basis van deze bevindingen heeft het college van burgemeester en wethouders van Tilburg besloten de bijstand van appellante met terugwerkende kracht in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen, omdat zij haar inlichtingenverplichting had geschonden door deze activiteiten niet te melden.
Appellante ging in beroep tegen deze besluiten, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellante aan dat er geen sprake was van op geld waardeerbare werkzaamheden, maar dat het om een informele ontmoetingsruimte ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat het college voldoende bewijs had geleverd dat de activiteiten van appellante op geld waardeerbaar waren, ongeacht de intentie achter deze activiteiten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.