ECLI:NL:CRVB:2020:1476
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de toekenning van een toeslag op basis van de Toeslagenwet en de beoordeling van het sociaal minimum
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die zich op 13 april 2012 ziekmeldde, had een IVA-uitkering ontvangen van het Uwv, maar verzocht om een toeslag op basis van de Toeslagenwet (TW). Het Uwv had hem een toeslag van € 5,07 bruto per dag toegekend, maar appellant was van mening dat deze toeslag moest worden aangevuld tot het sociaal minimum. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en deze uitspraak werd door de Centrale Raad van Beroep bevestigd.
De Raad oordeelde dat de beroepsgrond van appellant, dat de toeslag moet worden aangevuld tot het sociaal minimum, niet slaagde. De Raad verwees naar een eerdere uitspraak van 6 maart 2015, waarin werd vastgesteld dat de opvatting dat het inkomen moet worden aangevuld tot het wettelijk minimumloon geen steun vindt in de wet of jurisprudentie. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak werd gedaan door M. Schoneveld, met A.M.M. Chevalier als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 15 juli 2020.