ECLI:NL:CRVB:2020:1480
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. Appellant, die eerder als toezichthouder/schoonmaker werkzaam was, had zich op 14 januari 2011 ziek gemeld met diverse klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde appellant een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een eerdere melding van verslechtering van zijn gezondheid, heeft appellant opnieuw een aanvraag ingediend, die door het Uwv werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad oordeelt dat het Uwv zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de conclusies logisch voortvloeien uit de bevindingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake is van dezelfde ziekteoorzaak en dat de medische klachten van appellant niet voortvloeien uit de eerdere aandoeningen. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd die de bevindingen van het Uwv zou kunnen ondermijnen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.