ECLI:NL:CRVB:2020:1484
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juli 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uwv om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, had zich ziek gemeld met psychische en energetische klachten. Na een beoordeling door een arts van het Uwv werd zij geschikt geacht voor haar eigen werk, waarna haar ZW-uitkering werd beëindigd en zij een aanvraag voor een WIA-uitkering indiende. Het Uwv weigerde deze aanvraag omdat appellante de wachttijd van 104 weken niet had volgmaakt.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar depressieve klachten haar zwaarder beperken dan eerder vastgesteld. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen reden is om te twijfelen aan de conclusies van het Uwv, die voldoende gemotiveerd zijn op basis van rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad onderschrijft deze beslissing. De Raad concludeert dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt is en bevestigt de aangevallen uitspraak.