ECLI:NL:CRVB:2020:1489
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beëindiging WGA-uitkering wegens arbeidsongeschiktheid
Op 15 juli 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn WGA-uitkering te beëindigen. Appellant, die als servicemonteur werkte, was sinds 20 mei 2011 arbeidsongeschikt door hartklachten en had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen. In augustus 2016 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant met ingang van 17 oktober 2016 geen recht meer had op een uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd door de rechtbank Overijssel in een eerdere uitspraak bevestigd.
In hoger beroep voerde appellant aan dat er onvoldoende zorgvuldig onderzoek was gedaan naar zijn beperkingen, met name zijn heupklachten en ernstige dyslexie. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet voldoende rekening had gehouden met de beperkingen van appellant, zoals zijn analfabetisme en de vereisten van de geselecteerde functies. De Raad concludeerde dat de beëindiging van de WGA-uitkering onterecht was en dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven.
De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd, het eerdere besluit van het Uwv herroepen en het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.155,20 bedragen. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.