ECLI:NL:CRVB:2020:1528
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid hoger beroep wegens ontbreken procesbelang in WIA-zaak
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv, waarbij haar WIA-uitkering was geweigerd. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, die als persoonlijk begeleider werkte, had zich ziek gemeld met rugklachten en was van mening dat haar beperkingen door de verzekeringsartsen van het Uwv waren onderschat. Tijdens de procedure heeft de Raad een deskundige ingeschakeld om de medische situatie van appellante te beoordelen. De deskundige concludeerde dat appellante verdergaand beperkt was dan het Uwv had aangenomen. Echter, na een gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante werd vastgesteld op 58,22%, heeft de Raad geoordeeld dat appellante geen belang meer had bij een beoordeling van haar hoger beroep. Het hoger beroep werd daarom niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de kosten van appellante en bepaald dat het Uwv het griffierecht vergoedt.