ECLI:NL:CRVB:2020:1534

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
19/2435 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten contra-expertise in WIA-procedure

In deze zaak heeft appellant op 23 april 2018 bijzondere bijstand aangevraagd op grond van de Participatiewet (PW) voor de kosten van een contra-expertise in het kader van een WIA-procedure. Het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout heeft deze aanvraag op 3 mei 2018 afgewezen, en dit besluit is na bezwaar gehandhaafd op 21 september 2018. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep is gegaan.

Appellant stelt dat hij op grond van het beginsel van 'equality of arms' recht heeft op een medische contra-expertise om zijn positie in de WIA-procedure te versterken. Hij beroept zich op het arrest Korošec van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, waarin wordt gesteld dat een betrokkene recht heeft op een evenwichtige procespositie. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat appellant niet heeft aangetoond dat de kosten van de contra-expertise noodzakelijk zijn. De Raad benadrukt dat het aan appellant is om de noodzaak van de kosten aannemelijk te maken, wat hij niet heeft gedaan.

De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat de kosten van een contra-expertise in een arbeidsongeschiktheidsprocedure niet noodzakelijk zijn. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd, en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van griffier S. Azaouagh, en is openbaar uitgesproken op 21 juli 2020.

Uitspraak

19.2435 PW

Datum uitspraak: 21 juli 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 16 april 2019, 18/7584 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. F.E.R.M. Verhagen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
De Raad heeft appellant bij brief van 14 februari 2020 vragen gesteld. Appellant heeft daarop gereageerd.
Partijen hebben desgevraagd niet verklaard gebruik te willen maken van het recht om op een zitting te worden gehoord, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft op 23 april 2018 bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (PW) aangevraagd voor de kosten van een contra-expertise tot een bedrag van € 435,60. Hij heeft daarbij, voor zover hier van belang, vermeld dat hij bezig is met het aanvragen van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
1.2.
Bij besluit van 3 mei 2018, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 21 september 2018 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Daaraan heeft het college ten grondslag gelegd dat de kosten van een contra-expertise in een WIA-procedure niet noodzakelijk zijn.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant heeft – kort samengevat – aangevoerd dat hij op grond van het beginsel van equality of arms (wapengelijkheid) dient te beschikken over een medische contra-expertise in zijn WIA-procedure. Volgens appellant kan hij in die procedure alleen met een contra-expertise twijfel zaaien, zodat de kosten daarvan noodzakelijk zijn. Appellant doet een beroep op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) inzake Korošec van 8 oktober 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212 (arrest Korošec).
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de PW, voor zover hier van belang, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
4.2.
Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de PW dient eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
4.3.
Tussen partijen is in geschil of de door appellant gevraagde kosten van een
contra-expertise noodzakelijk zijn in de zin van artikel 35, eerste lid, van de PW. Het ligt op de weg van appellant als aanvrager van bijzondere bijstand om die noodzaak aannemelijk te maken. Appellant is daarin niet geslaagd.
4.4.
De Raad heeft eerder over bijzondere bijstand en het verrichten van een contra-expertise in een arbeidsongeschiktheidsprocedure geoordeeld dat de kosten van een contra-expertise niet noodzakelijk zijn (uitspraken van 13 mei 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BD1529 en 3 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:637). De Raad heeft in dat verband overwogen dat de betrokkene zijn argumenten zo nodig kan onderbouwen met medische stukken uit de behandelend sector. Zoals de Raad ook eerder heeft geoordeeld (uitspraak van 23 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1450), volgt uit het arrest Korošec niet dat appellant in zijn WIA-procedure – in weerwil van die rechtspraak en anders dan aangevoerd – zonder meer dient te beschikken over deskundig tegenadvies ter bestrijding van het advies van de verzekeringsarts van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Verder is bij evenvermelde uitspraak van 23 april 2019 geoordeeld dat het aan de rechter in de desbetreffende arbeidsongeschiktheidsprocedure is om een eventuele onevenwichtigheid in bewijspositie tussen betrokkene en het Uwv weg te nemen en dat daaruit volgt dat indien betrokkene zelf een (medisch) deskundige inschakelt, de kosten daarvan in beginsel niet als noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de PW kunnen worden aangemerkt. Het laten verrichten van een contra-expertise betreft dan een eigen afweging, waarvoor in beginsel geen bijzondere bijstand kan worden verleend. In wat appellant in deze procedure met verwijzing naar een tweetal in september en november 2019 in het tijdschrift “medisch contact” gepubliceerde artikelen van J. Faas over de noodzaak van inbreng van een onafhankelijk medisch deskundige in de arbeidsongeschiktheidsprocedure heeft aangevoerd, bestaat geen aanleiding daarover anders te oordelen. Dat de gevraagde kosten van een contra-expertise in dit geval volgens appellant slechts gering zijn en niet meer bedragen dan € 360,- ex BTW noopt evenmin tot het oordeel dat het college daarvoor bijzondere bijstand heeft moeten verlenen, omdat dit niets zegt over de noodzaak van de kosten.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van S. Azaouagh als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2020.
(getekend) O.L.H.W.I. Korte
(getekend) S. Azaouagh