Uitspraak
18.5314 PW
4 oktober 2018, 18/189 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Súdwest-Fryslân ongegrond heeft verklaard. Appellante ontving vanaf 1 oktober 2016 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Het college heeft op basis van artikel 58, tweede lid, aanhef en onder f, ten eerste, van de PW een bedrag van € 721,- teruggevorderd, dat appellante had ontvangen als belastingteruggave over het jaar 2016. De rechtbank oordeelde dat deze teruggave volledig betrekking had op de periode van bijstandsverlening en dat het college de teruggave terecht als achteraf ontvangen middelen had teruggevorderd.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de terugvordering onjuist is berekend, omdat de belastingteruggave niet volledig aan de periode van bijstandsverlening zou moeten worden toegerekend. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de teruggave terecht is toegerekend aan de bijstand die appellante heeft ontvangen. De Raad bevestigt dat de terugvordering op basis van de PW rechtmatig is, omdat appellante geen andere inkomsten had die in aanmerking konden worden genomen voor de heffingskorting. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.