ECLI:NL:CRVB:2020:1546
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. J.J. Bakker, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 16/2444 ZW. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bestuursrechtelijke procedure. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden. De overschrijding is geheel aan de bestuursrechter toe te rekenen, aangezien de procedure meer dan vijf jaar heeft geduurd, terwijl de redelijke termijn voor een procedure in drie instanties in beginsel niet langer dan vier jaar mag duren.
De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 3.562,09 en heeft de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 1.500,- wegens de overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast is de Staat ook veroordeeld in de proceskosten van appellant in het kader van het verzoek om schadevergoeding tot een bedrag van € 262,50. De uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van A.L. Abdoellakhan als griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 juli 2020.