ECLI:NL:CRVB:2020:1548
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging recht op ziekengeld na deskundigenonderzoek en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het recht op ziekengeld van appellante. Appellante, die eerder ziek was gemeld met psychische en fysieke klachten, had een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen. Het Uwv had echter vastgesteld dat appellante per 11 juli 2017 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij geschikt werd geacht voor de functie van wikkelaar. Dit besluit werd door appellante bestreden, waarna de rechtbank haar beroep ongegrond verklaarde.
De Centrale Raad heeft in hoger beroep de bevindingen van de ingeschakelde deskundige, verzekeringsarts F.M. Brouwer, beoordeeld. Het deskundigenrapport, dat op 29 april 2020 was uitgebracht, toonde aan dat appellante op de datum in geding in staat was om haar werk als wikkelaar te verrichten. De Raad oordeelde dat het rapport inzichtelijk en consistent was en dat de conclusie van de deskundige voldoende gemotiveerd was. Appellante had aangevoerd dat de rechtbank het rapport van haar eigen deskundige onvoldoende had gewogen, maar de Raad vond geen aanleiding om de conclusies van de ingeschakelde deskundige te betwisten.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het recht op ziekengeld per 11 juli 2017 terecht was beëindigd. De Raad concludeerde dat er geen specifieke gronden waren aangevoerd die de bevindingen van de deskundige in twijfel trokken, en dat appellante terecht was hersteld verklaard.