ECLI:NL:CRVB:2020:1582
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkeringen na zorgvuldige medische beoordeling door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Den Haag. Appellante, die als schoonmaakster werkte, had zich ziek gemeld met nek-, rug- en armklachten, alsook psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had haar een Ziektewet (ZW) uitkering toegekend, maar later vastgesteld dat zij per 14 oktober 2017 geen recht meer had op ziekengeld omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv zorgvuldig medisch onderzoek heeft verricht en dat de beoordeling van de belastbaarheid van appellante juist was. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de medische onderzoeken op zorgvuldige wijze hebben plaatsgevonden en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. Appellante voerde aan dat zij meer beperkingen had dan het Uwv had aangenomen, maar de Raad oordeelde dat er geen nieuwe medische informatie was overgelegd die deze stelling onderbouwde.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellante. De Raad concludeerde dat de hoger beroepen niet slagen en dat de aangevallen uitspraken bevestigd moesten worden. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.