ECLI:NL:CRVB:2020:1583
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake schadevergoeding en kostenveroordeling na intrekking door Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 augustus 2017. De appellant, het Uwv, heeft op 6 maart 2020 het hoger beroep ingetrokken. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. R.N. van der Ham, heeft verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft de Staat der Nederlanden als partij aangemerkt in deze procedure, omdat het verzoek om schadevergoeding betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn door de bestuursrechter.
De Raad heeft vastgesteld dat de procedure van ontvangst van het bezwaarschrift op 22 juni 2015 tot de uitspraak op 22 juli 2020 in totaal vijf jaar heeft geduurd, wat de redelijke termijn overschrijdt. De Raad heeft geoordeeld dat de overschrijding van de redelijke termijn geheel aan de Staat kan worden toegerekend. De Raad heeft de Staat veroordeeld tot betaling van immateriële schadevergoeding aan betrokkene van € 1.000,-. Daarnaast is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die zijn begroot op € 1.599,54. De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van overschrijding daarvan.