ECLI:NL:CRVB:2020:1602
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WGA-uitkering van appellante. Appellante, die als rij-instructrice werkte, had zich op 15 mei 2005 ziek gemeld en ontving vanaf 13 mei 2007 een loongerelateerde WGA-uitkering. Na een herbeoordeling door het Uwv, waarbij haar arbeidsongeschiktheid op 15,91% werd vastgesteld, werd haar uitkering per 14 december 2016 beëindigd. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met haar psychische en lichamelijke klachten. De rechtbank Limburg had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende inzichtelijk had gemotiveerd dat appellante op de datum in geding niet voldeed aan de criteria om geen benutbare mogelijkheden aan te kunnen nemen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt waren voor appellante. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.