ECLI:NL:CRVB:2020:1607
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering op basis van toegenomen beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. Appellante, die eerder ziek was gemeld met psychische klachten, had een WIA-uitkering aangevraagd die door het Uwv was geweigerd. De rechtbank oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundige onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de FML van 16 december 2016, die de basis vormde voor de beoordeling van appellantes belastbaarheid, correct was toegepast. Appellante had geen inhoudelijke gronden aangevoerd tegen de conclusies van de verzekeringsartsen, die stelden dat haar belastbaarheid niet was gewijzigd ten opzichte van de eindewachttijdbeoordeling. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor het inschakelen van een deskundige, aangezien appellante geen nieuwe medische informatie had overgelegd die haar standpunt kon onderbouwen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om een deskundige af. De beslissing van het Uwv om geen WIA-uitkering toe te kennen werd als terecht beoordeeld.