ECLI:NL:CRVB:2020:1760
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en vergoeding proceskosten in WAJONG-zaak
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 30 augustus 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het geheel tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Op 1 oktober 2019 heeft de opvolgend gemachtigde van appellante, mr. A.I.J. Roorda-Visser, het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten en tot vergoeding van de wettelijke rente. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank in eerste aanleg al een veroordeling in de proceskosten had uitgesproken, waardoor alleen de kosten in hoger beroep ter beoordeling stonden. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de kosten van appellante, die zijn begroot op € 525,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
Daarnaast heeft de Raad het verzoek om vergoeding van de wettelijke rente toegewezen en het Uwv veroordeeld in de proceskosten met betrekking tot het verzoek om schadevergoeding, begroot op € 262,50. De totale kosten die het Uwv aan appellante moet vergoeden, bedragen € 787,50. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier J.A. Achterberg, en is openbaar uitgesproken op 5 augustus 2020.