ECLI:NL:CRVB:2020:1760

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 augustus 2020
Publicatiedatum
5 augustus 2020
Zaaknummer
19/1486 WAJONG en 19/2335 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en vergoeding proceskosten in WAJONG-zaak

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 30 augustus 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het geheel tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Op 1 oktober 2019 heeft de opvolgend gemachtigde van appellante, mr. A.I.J. Roorda-Visser, het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten en tot vergoeding van de wettelijke rente. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten.

De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank in eerste aanleg al een veroordeling in de proceskosten had uitgesproken, waardoor alleen de kosten in hoger beroep ter beoordeling stonden. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de kosten van appellante, die zijn begroot op € 525,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.

Daarnaast heeft de Raad het verzoek om vergoeding van de wettelijke rente toegewezen en het Uwv veroordeeld in de proceskosten met betrekking tot het verzoek om schadevergoeding, begroot op € 262,50. De totale kosten die het Uwv aan appellante moet vergoeden, bedragen € 787,50. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier J.A. Achterberg, en is openbaar uitgesproken op 5 augustus 2020.

Uitspraak

Datum uitspraak: 5 augustus 2020
19/1486 WAJONG en 19/2335 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 februari 2019, 18/835 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J. Marges, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 30 augustus 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 1 oktober 2019 heeft mr. A.I.J. Roorda-Visser als opvolgend gemachtigde, namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en tot vergoeding van de wettelijke rente.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Op grond van artikel 8:88, aanhef en onder a, van de Awb is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van de schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 30 augustus 2019 geheel aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Aangezien de rechtbank al een veroordeling in de proceskosten in eerste aanleg heeft uitgesproken, staan nog slechts ter beoordeling de in hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 525,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift) voor verleende rechtsbijstand.
Het verzoek om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering wordt toegewezen. Voor de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen wordt verwezen naar de uitspraak van 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.
Daarnaast bestaat aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten met betrekking tot het verzoek om schadevergoeding. Deze kosten worden begroot op € 262,50 (1 punt voor het indienen van het verzoek in hoger beroep, met een wegingsfactor van 0,5).
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de wettelijke rente als hiervoor aangegeven;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 787,50.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2020.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) J.A. Achterberg

CVG