ECLI:NL:CRVB:2020:1764
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van een ZW-uitkering op basis van medische geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn Ziektewet (ZW)-uitkering te weigeren. Appellant, die eerder als medewerker groenvoorziening werkte, meldde zich ziek met diverse klachten, waaronder duizeligheid en een hartinfarct. Na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek concludeerde het Uwv dat appellant geschikt was voor bepaalde functies, ondanks zijn klachten. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische beoordeling. De rechtbank had vastgesteld dat de verzekeringsartsen alle relevante medische informatie in hun beoordeling hadden meegenomen en dat appellant geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die zijn stellingen konden ondersteunen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De beslissing van het Uwv om de ZW-uitkering te weigeren wordt daarmee bevestigd.