ECLI:NL:CRVB:2020:1846
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.E.V. Lenos
- P. Boer
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het hoger beroep inzake de afwijzing van de aanvraag om een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet
In deze zaak heeft appellante, de weduwe van een overleden echtgenoot, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW). De aanvraag werd afgewezen omdat de echtgenoot op het moment van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Dit besluit was onherroepelijk geworden. De echtgenoot ontving voor zijn overlijden een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW), maar de tegemoetkoming KOB was per 1 januari 2015 beëindigd. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de echtgenoot hierover geïnformeerd en hem laten weten dat hij geen recht meer had op de tegemoetkoming KOB, die vervangen was door inkomensondersteuning AOW. De hoogte van deze inkomensondersteuning was lager dan de eerdere tegemoetkoming.
De echtgenoot had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Svb, maar dit bezwaar werd aangehouden totdat de Centrale Raad van Beroep op 3 november 2017 uitspraak deed in vergelijkbare zaken. De Raad oordeelde dat de intrekking van de tegemoetkoming KOB niet in strijd was met het nationale of internationale recht. Na het overlijden van de echtgenoot hebben de erfgenamen de procedure voortgezet, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Appellante heeft vervolgens een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit op bezwaar, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij zich in een slechte financiële situatie bevond. De Raad oordeelde echter, net als de rechtbank, dat de gronden van appellante geen doel troffen en dat het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond was. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.