ECLI:NL:CRVB:2020:1863
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering ZW-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. Appellant, die eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, meldde zich ziek met schouderklachten en later met geheugen- en concentratiestoornissen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde de aanvraag voor een WIA-uitkering, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond, waarbij het medisch onderzoek als zorgvuldig werd beoordeeld.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat het Uwv een nieuwe Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) had moeten opstellen en dat er onvoldoende medische gegevens waren opgevraagd. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant met ingang van 28 februari 2017 geen recht had op ziekengeld. De Raad concludeerde dat er geen medische stukken waren die aantoonden dat de klachten van appellant op de datum in geding ernstiger waren dan eerder vastgesteld. De verzekeringsartsen beschikten over voldoende informatie om de ziekmelding te beoordelen, en de beroepsgrond van appellant werd verworpen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van verzekeringsartsen bij het vaststellen van arbeidsongeschiktheid.