ECLI:NL:CRVB:2020:1881
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten naturalisatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, een Marokkaanse man die sinds 19 augustus 2008 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van naturalisatie, ter hoogte van € 866,-. Het college van burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat het hier gaat om algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die appellant zelf moet betalen uit eigen middelen.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kosten van naturalisatie noodzakelijk zijn in de zin van artikel 35 van de Participatiewet. De Raad benadrukte dat appellant zich adequaat kan legitimeren met zijn Marokkaanse paspoort en dat de wens om een Nederlands paspoort te verkrijgen niet voldoende is om de kosten als noodzakelijk te kwalificeren.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door rechter F. Hoogendijk, in aanwezigheid van griffier R.B.E. van Nimwegen, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.