In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om geen WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die als timmerman werkte, meldde zich ziek na een verkeersongeval in 2012. Het Uwv weigerde hem een WIA-uitkering met de stelling dat hij niet arbeidsongeschikt was. De rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep van appellant ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat zijn vermoeidheid en andere beperkingen onvoldoende in de beoordeling waren meegenomen. De Centrale Raad van Beroep benoemde deskundigen om de situatie van appellant te onderzoeken. De deskundigen concludeerden dat de FML van 6 februari 2015 niet voldeed aan de werkelijke beperkingen van appellant, met name op het aspect van het verdelen van de aandacht. De Raad oordeelde dat de medische grondslag van het bestreden besluit onjuist was en dat het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar moest nemen, waarbij de beperkingen van appellant volledig in de FML moesten worden weergegeven. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellant.