ECLI:NL:CRVB:2020:1943
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van functies voor appellant met diabetes mellitus in het kader van WIA-uitkering
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de beperkingen van appellant per 4 februari 2016 en de geschiktheid van de voor hem geselecteerde functies in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Appellant, die lijdt aan insuline afhankelijke diabetes mellitus type 1 en psychische klachten, heeft in hoger beroep gesteld dat zijn beperkingen niet juist zijn vastgesteld en dat de geselecteerde functies niet geschikt zijn. De rechtbank heeft in haar eerdere uitspraak grote waarde gehecht aan het advies van deskundige H.M.Th. Offermans, die heeft geadviseerd om de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aan te scherpen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv met de FML van 20 april 2018 voldoende tegemoet is gekomen aan de door Offermans geadviseerde aanvullende beperkingen. Appellant is van mening dat hij recht heeft op deskundige hulp van een EHBO-gediplomeerde, maar de rechtbank heeft dit standpunt niet gevolgd. De rechtbank heeft overwogen dat een bedrijfshulpverlener (BHV-er) voldoende is toegerust om appellant adequate hulp te bieden bij zijn aandoening. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij is vastgesteld dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant. De Raad heeft geconcludeerd dat het Uwv voldoende gemotiveerd heeft dat de beperkingen van appellant correct zijn vastgesteld en dat de functies passend zijn, ondanks de onvoorspelbaarheid van zijn aandoening.